Biologie

De goudjakhals of gewone jakhals, soms ook goudwolf of rietwolf genoemd, is een middelgrote hondachtige uit het geslacht Canis. Ondanks zijn naam is hij waarschijnlijk niet zeer nauw verwant aan de zadeljakhals (Canis mesomelas) en de gestreepte jakhals (Canis adustus), maar staat hij dichter bij de iets forsere coyote (Canis latrans) en de veel grotere wolf (Canis lupus). Hoewel de goudjakhals oorspronkelijk vooral in Oost-Europa voorkwam, laat hij zich als zwerfgast ook in Nederland, België, Duitsland en andere landen zien.

Algemeen

Algemene naam: Goudjakhals
Wetenschappelijke naam: Canis Aureus
Leeftijd: ongeveer 8 jaar in het wild tot 16 jaar in gevangenschap
Schouderhoogte: 44 tot 50 cm
Lengte: 83 tot 105 cm
Staart lengte: 20 tot 30 cm
Gewicht: Vrouw gemiddeld 10 kg, man gemiddeld 11 kg,
Ze kunnen tot wel 15 kg wegen.
Voeding: Alleseter (Omnivoor)
IUCN-status: Niet bedreigd
Herkenning: De vacht is gelig-grijs tot roodachtig, en achter donkerder. De zijkant en aan de poten goud-kleurig. Zijn bruine gezichtsmasker wordt gekenmerkt door een duidelijke witte tekening rond de mond en nek. De staart is relatief kort in vergelijking tot het lichaam met vaak een donkere punt.
Pootafdruk: De sporen van de goudjakhals lijken op die van een grote rode vos, maar de middelste voetkussens zijn aan elkaar gesmolten in het onderste deel. Dit geldt zowel voor de voorste als de achterste pootafdrukken.
Inheems: De goudjakhals is geen exoot, ze verspreiden zich op eigen kracht, en wordt dus niet door de mens geïntroduceerd. Wanneer de goudjakhals zich in Nederland vestigd mag het een inheems diersoort genoemd worden.
Pootafdruk: De sporen van de goudjakhals lijken op die van een grote rode vos, maar de middelste voetkussens zijn aan elkaar gesmolten in het onderste deel. Dit geldt zowel voor de voorste als de achterste pootafdrukken.

Voedsel

De goudjakhals is een voedsel-oppertunist die zich goed kan aanpassen aan het seizoen en zijn leefomgeving met de beschikbare middelen. De belangrijkste voedselbronnen zijn kleine tot middelgrote zoogdieren met als voorkeur hazen, muskusratten en beverratten. De goudjakhals wil zich ook wel eens wenden tot kleine hoefdieren. Amfibiën, insecten, vissen, vruchten, en planten behoren ook tot zijn dieet. In dichtbevolkte gebieden eet de goudjakhals soms (slacht)huisafval.

Habitat

De goudjakhals heeft een voorkeur voor de open drogere streken met wat begroeiing, als steppen en mediterrane moerassen, savannes en halfwoestijnen, van zeeniveau tot 3 km hoogte.
Rijk gestructureerd agrarisch landschap als ook natte gebieden bieden goede omstandigheden voor de goudjakhals.
De goudjakhals is prima in staat om zich aan te passen in andere gebieden zoals langs dorpen en kleine steden, waar veel afval te vinden is komt hij veelvuldig voor.
Het territorium van de goudjakhals bedraagt 2 tot 4 km² groot. Net als de wolf is rust en dekking belangrijk voor de jakhals.
De goudjakhals is een schermering en nachtelijk dier dat leeft in een flexibele sociale roedel, waarin de partners een leven lang samen blijven, en hun territorium markeren. De roedel bestaat uit een monogaam ouderpaar met hun jongen en zogenaamde ‘helpers (1 tot 2 jaar oud)’ die bij de ouders blijven om te helpen met de zorg voor de volgende nakomelingen. Na twee jaar zoeken de jongen een eigen leefgebied. Anders dan wolven jagen jakhalzen meestal alleen. Ze communiceren net als wolven over lange afstanden met elkaar door te huilen. Maar dit klinkt hoger en meer kefend en klagend in vergelijking tot een wolf. 

Voortplanting

De paartijd valt in Europa tussen januari en maart. Als het teefje drachtig is, brengt de reu voedsel voor haar mee. Na een draagtijd van 63 dagen worden de pups in de lente geboren, en wegen ze slechts 200 tot 250 gram. Meestal worden er 2 tot 4 jongen geboren, maar dat kan varëren van een tot negen, zelden tot 12 jongen. De welpen komen ter wereld in een zelfgegraven hol, een overgenomen vossen- of dassenhol, maar soms ook in dichte begroeiing.

Na 3 weken verlaten de jongen voor het eerst het hol en eten ze hun eerste vaste voedsel. De andere jakhalzen nemen dan voedsel in de maag mee, dat ze voor de jongen opbraken. Na acht weken worden ze gespeend, na vijf tot zes maanden kunnen de jongen voor zichzelf zorgen. De goudjakhals is na ongeveer 20 maanden geslachtsrijp.

Verspreiding

De goudjakhals is aangetroffen in grote delen van het Arabisch Schiereiland, Klein-Azië, het Indisch subcontinent en Sri Lanka. In Europa is de goudjakhals al sinds het vroege Holoceen aanwezig, en zijn historische verspreidingsgebied omvatte respectievelijk Bulgarije, Griekenland en Roemenië. In de loop van de 20e eeuw is de goudjakhals bezig aan een opmars in Centraal-Europa en wordt tegenwordig ook als inheems beschouwd in Albanië, Bosnië-Herzegovina, Hongarije, Kroatië, Macedonië en Servië. Bovendien krijgt de soort nu vaste voet aan de grond in Italië, Slovenië, en Oostenrijk.

Waarnemingen

Er zijn waarnemingen bevestigd in Duitsland, Zwitserland, Polen, Denemarken, de Baltische Staten, België en in Nederland. In 2011 waarschijnlijk en in 2016 en 2017 waren er waarnemingen op de Veluwe. De waarnemingen werden op verschillende plaatsen gedaan met een wildcamera. De eerstvolgende waarneming was in 2019 met een cameraval in Drenthe. In 2020 is er DNA aangetroffen van een goudjakhals in Brabant. En begin mei 2021 in Groningen. Ook uit Luxemburg komen waarnemingen.
De opmars van de goudjakhals kan relatief onopvallend plaatsvinden, temeer omdat waarnemers de jakhals vaak verwarren met de bekendere vos (Vulpes Vulpes) of wolf (canis Lupus).
In de komende jaren zal de goudjakhals vrijwel zeker vaker waargenomen worden en in het nieuws komen.

Reacties zijn gesloten.