Ooit leefde de wolf in vrijwel heel Europa, inclusief Nederland. Door eeuwenlange vervolging, jacht, verlies van leefgebied en negatieve beeldvorming werd het dier uiteindelijk uit ons landschap verdreven. In vroegere tijden droegen wolven bovendien soms besmettelijke ziektes zoals hondsdolheid (rabiës), wat hen in uitzonderlijke gevallen gevaarlijk kon maken voor mensen. Dit leidde tot angst en actieve bestrijding. De risico’s waren destijds aanzienlijk groter dan nu, mede doordat er nog geen vaccins of veterinaire gezondheidszorg bestonden.
Met de opkomst van landbouw en veehouderij werd het leefgebied van de wolf steeds kleiner. Door de uitbreiding van akkers, dorpen en weilanden namen de conflicten tussen mensen en wolven toe. In sommige regio’s en periodes pasten kinderen of jongeren op schapen of geiten in het open veld. Dit leidde tot kwetsbare situaties, zeker in tijden waarin hondsdolheid onder wilde dieren voorkwam en zeldzame aanvallen op mensen konden plaatsvinden. Vanaf de Middeleeuwen nam de druk op wolven in Nederland toe. Wolven werden gezien als bedreiging voor vee, veiligheid en economie. Lokale overheden loofden premies uit voor het doden van wolven en de jacht werd systematisch georganiseerd. Rond 1600 waren wolven vermoedelijk al grotendeels verdwenen uit de noordelijke provincies.

© photo: Anna Stelloo Photography