Het resultaat is een mooi kaarsrecht spoor. Telkens twee prenten, de achterpoot bovenop de afdruk van de voorpoot. Dit noemen wij een dubbelprent. Soms overlappen de prenten elkaar niet, maar dan staat die van de achtervoet wel dichtbij die van de voorpoot. Dat noemen wij een prentpaar. De prenten staan in een zigzag patroon, met telkens dezelfde afstand ertussen. We meten hierbij de zogenaamde paslengte. Dat is de afstand die een poot aflegt bij het maken van één stap. Telkens gemeten vanaf hetzelfde punt, bijvoorbeeld vooraan de prent bij de nagels. Bij de sporen die ik gemeten heb op de Veluwe was 130 cm een typische paslengte.
Nu kunnen we gaan kijken naar het verloop van dat drafspoor. Is die over honderden meters kaarsrecht? Geen even oud spoor van een mens ernaast? Blijft de paslengte lang genoeg? En voldoen de kenmerken van de prenten aan die van een wolf? Dan wordt het wel steeds waarschijnlijker dat het spoor is achtergelaten door een wolf.
Er zijn nog meer verschillen die kunnen helpen bij de determinatie wolf of hond. Zoals bijvoorbeeld de afdruk van de nagels. Bij veel honden slijten de nagels maar weinig. Het resultaat is dat ze stompe, ronde afdrukken achterlaten waar die van wolf juist scherp zijn. Die leggen lange afstanden af waardoor de nagels slijten en scherpe afdrukken geven.