Twee wolven komen keihard aangerend. In een kaarsrechte lijn. De kudde staat losjes tegen de liesberg gegroepeerd. Ontspannen, rustig grazend. Een vredig tafereel. Het schaap dat graast aan de buitenrand van de kudde heeft ze nooit zien aankomen. Maar een seconde later wordt ze geflankeerd door de twee wolven die woordeloos samenwerken. De ene wolf heeft zijn kop laag, de ander zorgt ervoor dat het schaap omhoog komt, dat ze zich strekt, uitrekt, dat haar keel bloot komt te liggen. Dan zie ik schaap en wolf samen, de koppen tegen elkaar als in een gepassioneerde dans , haar nek naar achteren zoals een scheerder dat doet. Beide koppen steken omhoog als de wolf, als een latino lover, zich van achteren om het van angst verstijfde schaap buigt en zijn tanden zet in de witte wol van haar keel. Als Dracula zelve. De ooi lijkt naast de veel grotere wolf, fijn en teer als een balletdanseres. Als een zwaan. Een stervende zwaan. En de wolf ziet eruit als een wolf. Als haar verboden liefde die blijkbaar toch niet te vertrouwen was. In twee, drie seconden is het voorbij.